Een luidruchtige ode
De Groene Amsterdammer, 8 december 2015
Beste Joost,
‘Kijk. (...) Ik ben er niet en kijk.’
Wij hebben elkaar leren kennen in 2010 toen ik directeur was van YXIE in Alkmaar, het nieuw op te richten cultuurcentrum geïnspireerd op het gedachtegoed van Lucebert. Toen de plaatselijke politiek dit wegzette als linkse hobby en de succesvolle bouw van het cultuurcentrum de nek om draaide, nam jij het met verve voor YXIE en mij op. Hiervoor mobiliseerde je vele kopstukken uit de Nederlandse kunstwereld. In een vlammend betoog bij de opening van Stedelijk Museum Alkmaar veegde jij de vloer aan met de lokale Alkmaarse politiek en brak een lans voor YXIE. Ik was zeer onder de indruk van je enorme engagement voor het gedachtegoed van Lucebert en het cultuurcentrum. Je nam geen enkel blad voor de mond. Je betoog riep veel weerstand op bij de Alkmaarse bestuurders en je was niet meer welkom in Alkmaar.
In 2012 vroeg men mij om directeur van Museum Kranenburgh te worden en het transformeerde in korte tijd tot de levendige Culturele Buitenplaats Kranenburgh. Direct na mijn aantreden in 2012 vroeg ik je om jouw droom in Kranenburgh te realiseren, namelijk, zoals je me ooit vertelde, een allesomvattende tentoonstelling over stilte in de kunst. Jij zat toen in het vakantiehuisje in Tuitjehorn en had het moeilijk.
Ik weet nog goed hoe jij in je oude kleine autootje naar Kranenburgh kwam en wij samen door het nog lege gebouw liepen. Het deed je merkbaar goed. Waarom niet een grote tentoonstelling bedenken waarbij de bezoeker een kijkje krijgt in jouw hoofd en jouw manier van denken? De bezoeker moest geprikkeld worden door jouw keuzes, jouw beweegredenen, en door de relatie van kunst met de wereld.
Al tijdens de eerste gesprekken hebben wij afgesproken dat de tentoonstelling over jou zou gaan, over jouw motivatie, de argumenten die je had om keuzes te maken. Ook zou het netwerk waarin jij je begaf van groot belang worden. Het netwerk van kunstenaars, musea, verzamelaars en kunstvrienden. Jij vertelde mij over het ongeluk in 1969 van de veelbelovende fotograaf Sanne Sannes op de Eeuwigelaan in Bergen. Het fascineerde je enorm. Je stelde je voor hoe de stilte had geklonken na de enorme klap die de auto moet hebben gemaakt. Sanna Sannes was op slag dood, evenals de modellen die ook in de auto zaten. En zie, de titel was geboren: Silence out loud. Een titel die allerlei associaties oproept, maar bovenal hardop zwijgen uitdrukt. Het verbaasde me hoe jij als bevlogen schrijver, denker, kunstbeschouwer en vooral levendig verteller zo’n verlangen had om hardop te zwijgen.
Op 8 september kreeg ik het telefoontje dat mijn hart verscheurde. Ik reageerde met een enorme schreeuw. Was het dan echt gebeurd, was mijn gedachte, waar veel van jouw teksten naar lijken te verwijzen en waarvan de tekst voor de tentoonstelling een voorbode leek? Nu, maanden later, voelt het dat wij er goed aan hebben gedaan om de tentoonstelling door te zetten. Wij willen namens jou ‘Silence out loud’ groots en meeslepend brengen en een luidruchtige ode aan de stilte brengen. Zoals jij zei.‘Een tentoonstelling waarin, in onze tijden van kakofonie en hoogtonigheid, de eeuwige waarde en, schrik niet, de eeuwige waarheid van de stilte wordt verbeeld.’ Want onze revolutie is begonnen, de luidruchtige kunstbeschouwing, de ongegeneerde liefde voor de kunst, het overweldigende engagement van de kunstenaar, En een nooit meer loslatende Joost die wakend over God de wereld zal bekijken vanuit de eeuwigdurende stilte.
‘Niemand kan leven zonder nu en dan in stilte te verkeren.’ Jij voelde dat je niet paste in deze wereld, met jouw manier van denken, die associatieve en onmatigende hartstocht, je permanente drang om nieuwe ideeën te ontwikkelen, je serendipiteit, je tomeloze energie om te inspireren en geïnspireerd te raken. In een wereld vol protocollen, rechthoekig denken, bekrompen en dwangmatige reacties. Nee, jij was de ultieme vrijdenker, zoals Lucebert zei: ‘zoek in de kunst niet de kunst maar het leven.’ Je bevlogenheid herken ik en je kritiek op het burgerlijke denken deel ik van harte. Ook je gedachten over een kunstwereld die zich vaak laat leiden door protocollen, risicoanalyses en te klein denkende bestuurders. Zo vaak moet ik denken aan onze gemeenschappelijke held Lucebert: ‘In deze tijd heeft wat men altijd noemde schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand / zij troost niet meer de mensen zij troost de larven de reptielen de ratten.’ Jij hebt een nieuwe standaard gezet met een zeldzame manier van kunstbeschouwen die hart en hoofd toelaat. Ik weet zeker dat deze tentoonstelling elke bezoeker zal inspireren en raken. Wat ben ik trots op deze tentoonstelling die, in jouw woorden, ‘Nederland zal laten sidderen’. Tenslotte mailde jij mij ‘En nu houd ik mijn mond. Straks mag iets anders weerklinken: Silence out loud.’
Kees Wieringa
Het wonder van de gestolde klank
De grote wereld, 2013
Jakob Van Domselaer (1890-1960) groeide op in het calvinistische Nijkerk. Na enkele jaren orgel– en pianoles van Johan Enderlé en Willem Petri volgt Van Domselaer compositie– en pianolessen bij dr. Johan Wagenaar te Utrecht. In een van zijn nagelaten brieven vertelt hij over zijn reis met de koets van Nijkerk naar Amersfoort. Vandaar met de stoomtrein naar Amsterdam en lopend naar het Concertgebouw om Mengelberg Mahler te horen dirigeren. Dat moet een enorm intense ervaring zijn geweest voor de tiener van Domselaer. Op advies van de beroemde componist Wagenaar vertrekt Van Domselaer in de zomer van 1911 naar Berlijn om de pianostudie voort te zetten bij onder andere Busoni. Daar leert hij de grote wereld kennen, in een van de belangrijkste kunstcentra van Europa in het begin van de vorige eeuw. Door een intensief en bijna dagelijks kontakt met de kring rond Busoni krijgt hij inzicht in de verschillende opvattingen van Busoni en Schönberg. In 1914 introduceert Van Domselaer zelfs als eerste de muziek van beiden in Nederland!
Piet Mondriaan
In 1912 vertrekt Van Domselaer naar Parijs waar hij in contact komt met de schilder Piet Mondriaan (1872–1944). Hier bezint hij zich op de ontwikkeling in de kunst. Jakob Van Domselaer wordt geconfronteerd met het 'wars zijn van alle uiterlijkheid' van Piet Mondriaan. Er groeit een verstandhouding tussen beide kunstenaars. Terug in Nederland (1913) begint Van Domselaer met het schrijven van de revolutionaire Proeven van Stijlkunst. Mondriaan keert ook terug naar Nederland en huurt in Laren een kamer in het huis van de inmiddels getrouwde Van Domselaer. Hier vinden levendige discussies plaats over de kunst en haar primaire verhouding tot de werkelijkheid. Piet Mondriaan en Van Domselaer hadden in die tijd kontakt met o.a. Adriaan Roland Holst, Martinus Nijhoff, Piet Talma, Theo en Nelly van Doesburg en Bart van der Leck. Als katalysator in het denken van Van Domselaer, Mondriaan en Van Doesburg werkt de filosofie van de christosoof dr. Schoenmakers. Deze omschreef zijn ideeën als 'positieve mystiek' en 'beeldende wiskunde'. Voor de verschillende kunstuitingen zochten zij naar een vorm van objectiviteit, die de individuele expressie uitsloot.
De Tijdmaat
In 1916 wordt Van Domselaer lid van 'De Nieuwe Kring' in Bergen, een genootschap van kunstenaars (o.a. Ten Holt, Lau, Raedecker, Talma, van Eyck, Wiegman). De Nieuwe Kring kan als voorloper worden gezien van de latere kunstenaarsgroep 'De Stijl'. In het 'Journaal van den Nieuwe Kring' probeert Van Domselaer in een serie artikelen met als titel 'Over de Tijdmaat in de muziek' zijn muzikale uitgangspunten te verklaren. "De oergrond van alle muziek is de tijdmaat. De Tijdmaat is een tweeheid die men zich moet voorstellen als een samenstelling van 'het horizontale' en het 'verticale'. 'Het horizontale' is het zich herhalende in de tijdmaat; 'Het verticale' is de maatslag daarin. 'Het horizontale' en het 'verticale' verhouden zich als het passieve en het aktieve. 'Het verticale', de maatslag, is de polsslag in het 'horizontale', dat daardoor wordt bezield". De tijdmaat kan worden omschreven als 'eenheid in veelheid', wat weer de verwantschap toont met de ideeën van De Stijl.
De meest extreme muziek ooit gecomponeerd
De eerste zeven delen van de negendelige cyclus Proeven van Stijlkunst zijn in 1916 in een uitgave van de Nieuwe Kring gepubliceerd. Het is de enige muziek die letterlijk de opvattingen van de Stijl–beweging volgen. Muziek wordt hier een pure methode. De spanning wordt in het metrum gelegd, niet in het ritme, want dat was het terrein van de individuele expressie. De ‘Proeven van Stijlkunst’ kunnen worden gezien als een equivalent van een neoplastisch schilderij. Er heerst in deze muziek een 'statische balans'. Van Domselaer schrijft als aanwijzing bij zijn 'Proeven van Stijlkunst': 'De stukken zo te spelen dat het "staande element" (de harmonie) erin op de voorgrond treedt en dat de "gang" (de melodie), ondanks het domineren van het staande element, onbelemmerd en rustig is'. Akkoorden worden door Van Domselaer 'klankstollingen' genoemd. De Proeven van Stijlkunst zijn een uiterste consequentie van het stollen van de tijd. Van Domselaer was zijn tijd ver vooruit met zijn cluster-achtige akkoorden, Morton Feldman avant-la-lettre of nog erger, Xenakis in zijn meest heftige vorm, maar wel in 1916 gepubliceerd! Van Domselaer en Mondriaan waren samen op reis in een zoektocht naar de waarheid in de kunst en belandden op een tweesprong. Mondriaan vervolgde zijn weg en kwam tot zijn belangrijkste abstracte werken. Van Domselaer kon niet verder, de klanken waren gestold. Het was de keuze voor het einde van de muziek, het einde van het georganiseerd geluid of terugkeren naar het begin, naar de bron, de tonaliteit. Van Domselaer raakte in een diepe crisis en keerde pas vele jaren later terug naar het componeren en schreef in 1924 zijn Sonate die hij opdroeg aan Mahler. Hij wilde zoals hij het zelf zegt, 'de wil van het geluid volgen'. Als Van Domselaer samen met Mondriaan dezelfde weg was gevolgd was Van Domselaer nu een van de beroemste componisten van de twintigste eeuw geworden. Gelukkig heeft hij een wonder van klank nagelaten in de vorm van de ‘Proeven van Stijlkunst’. Verder kan een normaal mens, een normale componist niet gaan.
Het wonder van Bergen
Ik leerde de muziek van Jakob van Domselaer kennen doordat een journalist van NRC-Handelsblad, Ernst Vermeulen mij er op wees. Hij vond het echt muziek voor mij. Nou, dat klopte ook wel, het zoekt de grenzen van het bestaan op en dat spreekt mij aan. In 1994 heb ik, nog tijdens mijn conservatoriumstudie mijn eerste openbare concert gegeven met muziek van Van Domselaer in de Ruïnekerk in Bergen. Het werd een legendarisch concert, voor het eerst klonk de muziek van Van Domselaer in Bergen in het openbaar. Iemand in het publiek kreeg zelfs een hartaanval, zo intens kwam deze muziek aan. Na afloop kwam een echte Bergense mecenas naar mij toe en drukte een envelop in mijn handen als dank voor de herwaardering die ik deze muziek had gegeven. Na afloop keek ik in de envelop en vond tien groene briefjes van duizend gulden. Dat was indertijd evenveel als een jaar studiebeurs! Ik heb er meteen een vleugel van gekocht en een oude auto. Niet veel later reed ik de auto total-loss en raakte de vleugel kwijt door een verbroken liefde. Maar het wonder was geschied, ik had mijn debuut in Bergen gemaakt met de gestolde klanken van misschien wel de meest wonderlijke componist op aarde. Nu is de cirkel rond als directeur van het nieuwe wonder van Bergen: Kranenburgh. Noot: In het MOMA in New York hangt het beroemde ovale schilderij van Mondriaan dat ooit op de schoorsteenmantel van de Van Domselaers op de Natteweg in Bergen hing (nog steeds zichtbaar aangetast door de kolenkachel). In het MOMA hangt keurig onder het schilderij een bordje dat het afkomstig is uit Bergen. Overigens is in het Guggenheim in New York documentatie te vinden over Meret Oppenheim die bevriend was met de pianiste Nelly van Doesburg die op DADA bijeenkomsten in de jaren twintig de muziek van Van Domselaer speelde. Zo heeft Van Domselaer New York bereikt.